Onderwijs moet ondernemersschap steunen

Er heeft in Nederland een stille ondernemerschaprevolutie voltrokken. Eén op de acht werkende Nederlanders verdient zijn of haar geld als ondernemer. Daarmee zijn we als Nederland het meest ondernemende land in Europa.

Dat is een positieve ontwikkeling. Het kabinet gelooft in de kracht van ondernemers. Ze zijn de ruggengraat van een sterke economie. Ze zorgen voor inkomsten en banen. En ze dragen met vernieuwende producten en diensten bij aan het oplossen van maatschappelijke problemen van deze tijd, zoals het schaarser worden van grondstoffen en vergrijzing.

Elk jaar starten meer dan twaalfduizend jongeren onder de 25 jaar een eigen bedrijf. Dit is maar liefst 10 procent van alle starters. Volgens het economisch onderzoeksbureau EIM ziet ruim 60 procent van de jongeren ondernemerschap ziet als een serieuze carrièreoptie – een verdubbeling ten opzichte van vier jaar geleden. Een flink deel van de kinderen die nu opgroeien, zal dus ergens in hun carrière ondernemer zijn.

Ondernemerschap is niet altijd makkelijk. Het vraagt creativiteit, zelfredzaamheid en doorzettingsvermogen. Of iemand succes boekt als ondernemer is afhankelijk van talent, maar ook van opleiding en scholing.

Vroeger werden jongeren in het onderwijs vooral voorbereid op een werkzaam leven voor een baas. De student Bedrijfskunde werd opgeleid tot manager, de handige techneut tot vakman in loondienst. Gelukkig is er al veel gebeurd om ondernemerschap en onderwijs met elkaar te verbinden. Op basisscholen oefenen kinderen een jaar lang met hun eigen mini-onderneming. Op universiteit kunnen studenten leren hoe ze een slim idee kunnen omzetten tot een businessplan voor een geslaagde onderneming. Zo kan de kiem voor vernieuwend en ambitieus ondernemerschap worden gelegd in het onderwijs.

Maar er is nog steeds een wereld te winnen. Te vaak stuit de studerende ondernemer of de ondernemende student nog op praktische belemmeringen. En dan krijg je rare situaties, zoals de studenten die niet konden afstuderen omdat ze het werkcollege ‘Ondernemingsfinanciering’ hadden gemist. Terwijl ze op dat moment in onderhandeling waren met een grote investeerder voor hun eigen innovatieve project.

Onderwijsinstellingen kunnen het onderwijsaanbod zó inrichten dat studeren en een succesvol bedrijf opbouwen goed te combineren zijn. Bijvoorbeeld door de aanwezigheidsplicht voor succesvolle ondernemers anders in te richten, en door afstuderen mogelijk te maken binnen en met het eigen bedrijf.

Soms zitten regels van de overheid ondernemende studenten in de weg. Studenten die succesvol een bedrijf beginnen komen al snel in de knoop met de bijverdiengrens van de studiefinanciering. Een soort straf op succes; want de winst die je als ondernemer maakt gaat weer verloren aan de studiefinanciering die je moet terug betalen. Dat gaat het kabinet veranderen. Bij de berekening van het meerinkomen wordt de winst uit de onderneming in het jaar van afstuderen niet langer meegeteld. Op die manier worden studenten niet langer gedwongen hun ondernemerschapavontuur onnodig uit te stellen.

Bovendien wil het kabinet dat kennis beter benut wordt door nieuwe bedrijfjes en bestaande MKB bedrijven. Daarom stelt het kabinet aan de Erasmus Universiteit, de Universiteit Groningen en de Radboud Universiteit/HAN ieder 5 miljoen beschikbaar om ondernemerschap en onderwijs beter met elkaar te verbinden. Universiteiten kunnen met dit geld bijvoorbeeld colleges aanbieden over het starten van eigen bedrijf, of onderzoekers bijstaan hun wetenschappelijke kennis om te zetten in patenten voor aantrekkelijke diensten en producten. Op die manier wordt de kennis van onderzoekers via de kunde van docenten kassa voor ondernemende studenten.

Bron: Rijksoverheid