„Hokjesgeest grote kwaal in onderwijs”

De hokjesgeest is misschien wel de voornaamste zwakte in de Nederlandse onderwijscultuur. President F. van Oostrom van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zei dat donderdagmorgen tijdens de opening van het Nationaal Onderwijscongres in Eindhoven.

Ondernemen... De verkokering begint al na de basisschool, zei Van Oostrom: „Met twaalf jaar gaat de leerling de delta in, op het vwo moet hij of zij na de derde kiezen uit vier profielen, en wie daarna het hoger onderwijs in gaat, krijgt de keuze uit honderden bachelor- en masteropleidingen. En: eenmaal de keuze gemaakt, zit men al te vast in de verkavelde polder.”Op bestuurlijk gebied is het volgens Van Oostrom al niet anders: alle onderwijssectoren hebben hun eigen platform, van waaruit ze ijveren voor deelbelangen, impliciet elkaar beconcurrerend bij het ministerie. Maar, aldus Van Oostrom, „het model van ieder voor zich en Ronald (minister Plasterk, red.) voor ons allen zal niet voldoende werken.”

„Om zijn verlangen naar een andere cultuur in één beeld te vangen”, pleitte Van Oostrom voor een on-Nederlandse overgang „van sjoelen naar skiën. Van star en smal en kortebaanswerk binnenshuis naar soepel, breder en met aantrekkelijke overgangen op de piste tussen verschillende niveaus. Plus: langere lijnen, mogelijkheden van onderbreken en herinstappen, en in de frisse lucht. Met veel meer aandacht voor brede vorming in veelzijdig burgerschap naast de vakmatige scholing.”
Die brede vorming betekent: geletterdheid voor bèta’s, gecijferdheid voor alfa’s en bij elke hoger opgeleide het besef hoe de instituties in de samenleving werken. „En ook verwerkelijking van een dimensie waar Nederland internationaal erkend zwak in is: het levenslang leren, wat geen straf is, maar een toenemende behoefte bij samenleving en individu. In Nederland is onderwijs te zeer het privilege van jonge mensen.”

Ondernemen...Skiën is wel duurder dan sjoelen, maar hoe zwaar weegt dat probleem? vroeg Van Oostrom zich af. Hij haalde scherp uit naar „de Nederlandse houding om onderwijs vooral als kostenpost te zien in plaats van als investering.” Dat geldt volgens hem op individueel niveau: studenten durven niet (goudgerand) te lenen voor hun eigen opleiding, maar vinden het wel normaal dat ze zich voor een huis diep in de schulden steken. Volgens Van Oostrum beklemt eenzelfde houding soms het ministerie zelf. „Zo mocht de grootscheepse bamaoperatie, waarbij de Nederlandse universitaire structuur werd geschoeid op Angelsaksische leest, op voorhand niets extra’s kosten. Daardoor mochten de universitaire bacheloropleidingen geen vier jaar duren, wat de Angelsaksische standaard is, maar slechts drie jaar.

Ter inhoudelijke rechtvaardiging betoogde de toenmalige minister van Onderwijs dat het niveau van het Nederlandse vwo dusdanig is dat wij daarna in drie jaar kunnen waar Amerika vier jaar voor nodig heeft. Nog afgezien van de vraag of dit zo is, is het toch -en zeker van een minister van Onderwijs- een jammerlijke redenering: houd die kennisvoorsprong vast en bouw haar uit, zou ik zeggen.” In tal van andere sectoren zijn in Nederland intussen hogere kosten de normaalste zaak van de wereld, en de aanvaarde prijs voor de vooruitgang, zei de KNAW-president. Hij trok de vergelijking met de HSL, „waar miljarden extra zijn gevoteerd voor een -alleszins discutabele- doelbesteding. Maar bij de lerarensalarissen (toch landelijk minstens zo’n grote wens als per trein een kwartier eerder in Parijs) was de reactie: heel belangrijk, ga maar snel geld zoeken op de onderwijsbegroting. Er is iets grondig mis met prioriteitsbeleving in dit land – en we zijn er allemaal bij.”

Bron: ANP
Datum: 23 november 2007